Order by date, last inserted
 07-09-2020  Hanco Elenbaas:
Ton Sijbrands, 2 februari 2008

Treuren om Fischer, denken aan Dybman

Stel: Piet Keizer was overleden. Ik zou misschien (ik weet het wel zeker) in stilte een potje hebben zitten grienen, maar ik zou er de lezers van de damrubriek níet mee hebben lastiggevallen.... 

Kortom: sinds twee weken treur ik om de dood van Bobby Fischer, en ik ontkom er eenvoudig niet aan u dit even te laten weten. Om mij vervolgens zo snel mogelijk weer op vertrouwder terrein te begeven. Bijvoorbeeld door de vraag op te werpen of er een dammer is die mogelijkerwijs enigszins met Fischer zou kunnen worden vergeleken.

Laat ik vooropstellen dat het een onzinnige vraag betreft. Zo schijnt het zelfs al ondoenlijk te zijn een schaker aan te wijzen die met Fischer kan worden vergeleken. De enige naam die in dit verband wel genoemd wordt, is die van de 19-eeuwse Amerikaan Paul Morphy. Ik ervaar het dan ook als een wonderlijke coïncidentie dat ik uitgerekend in de nacht van donderdag 17 op vrijdag 18 januari over Morphy – en dus ook diens dood! – lag te lezen in het eerste deel van Kasparovs monumentale serie over de vroegere wereldkampioenen: het moet omstreeks hetzelfde tijdstip geweest zijn dat Fischer op IJsland overleed... 

Een onmogelijke vraag dus. Maar als we haar desondanks aan de orde stellen, als we desondanks een dammer zouden moeten aanwijzen naar wie, bij de dood van Bobby Fischer, onze eerste gedachten uitgaan, is het wel Alexander Dybman. Natuurlijk zijn er verschillen, levensgrote verschillen zelfs. Maar een overeenkomst met Fischer is dat ook Dybman, nadat hij eenmaal de wereldtitel veroverd had (Groningen 1986), nooit meer op het hoogste niveau zou acteren. En ook in het geval van Dybman waren het veeleer mentale problemen die hem domweg verhinderden zijn carrière voort te zetten.

Een tweede overeenkomst schuilt wellicht in beider manier van spelen. Of het klopt kan ik onmogelijk beoordelen, maar ik lees voortdurend over de ‘kristalheldere’ stijl die Fischer er op na zou hebben gehouden. Die transparantie was precies wat mij zo aansprak toen ik een kleine dertig jaar geleden voor het eerst met Dybmans partijen in aanraking kwam. Zozeer raakte ik onder de bekoring van zijn spel dat ik in het vakblad DB een artikelenserie aan hem wijdde onder de kop: ‘De schier ontstuitbare opmars van Alexander Dybman’. En ik weet nog goed dat, toen aan die lange mars op 3 december 1986 een einde kwam, Dybman niet de enige was die in de Martinihal met felicitaties werd overladen... 

Als voorbeeld van Dybmans damkunst geef ik de partij die hij in het Sovjet-Russisch kampioenschap 1981 van oud-kampioen Michaïl Korchov won. De titel ging dat jaar niet naar Dybman, maar naar de toenmalige wereldkampioen Gantwarg, die zijn belangrijkste rivaal in het onderlinge duel overtuigend versloeg. Pas in 1983 bleek de tijd rijp voor Dybman, die ook in 1984 en 1986 het sterkst bezette nationale titeltoernooi won.

Korchov - Dybman
Kamp. USSR 1981


1.33-29 17-22 2.31-26 11-17 3.37-31 6-11 4.31-27 22x31 5.26x37 18-22 6.39-33 16-21 7.44-39 13-18 8.50-44 8-13 9.32-27 21x32 10.37x28 2-8 11.28-23

(Korchov laat niet de minste onduidelijkheid omtrent zijn bedoelingen bestaan)

11...19x28 12.29-24 20x29 13.34x32 14-19 14.41-37 10-14 15.35-30 4-10 16.30-25 19-23 17.46-41 14-20 18.25x14 10x19 19.40-34 5-10 20.32-27 22x31 21.36x27 10-14 22.38-32 14-20 23.42-38 9-14 24.34-29 23x34 25.39x30 20-25 26.44-39 25x34 27.39x30 18-23 28.33-28 15-20 29.43-39 13-18! 30.39-33 20-24 31.30-25 1-6! 32.47-42

Zie diagram 1

32...17-22! 33.28x17 11x31 34.37x26 8-13 35.49-43 6-11 36.43-39 18-22 37.42-37 11-17 38.48-43 12-18 39.45-40 3-8 40.40-35?

Wit stond al onder zware druk, maar nu verliest hij zelfs geforceerd. Daarom had Korchov tot elke prijs 40.26-21 en 41.32-28 moeten proberen.

40...7-12!

Zie diagram 2

41.41-36 23-28! 42.32x23 19x28 43.37-31 28-32! 44.38x27 17-21! 45.26x28 14-20 46.25x14 13-19 47.14x23 18x49 48.27-22 49-16! 49.31-26 12-17! 50.22x11 16x7! 51.39-33 7-18! 52.26-21 8-12

Wit geeft het op.