Sorteer commentaar op invoerdatum, nieuwste eerst
 07-09-2020  Hanco Elenbaas:
Ton Sijbrands, 3 februari 1996

Van horen zeggen in ver Afrika

Wijlen R.C. Keller nam in de zomer van 1960 voor het eerst in zijn lange loopbaan deel aan een toernooi in de (toenmalige) Sovjet-Unie. Bij terugkomst rapporteerde hij niet alleen over het door Koeperman gewonnen toernooi zelf, maar meer nog over de partijen en fragmenten die de in Kiev aanwezige toeschouwers hem hadden laten zien. Zozeer was Keller onder de indruk van het spektakel dat men hem had voorgeschoteld, dat hij in zijn rubriek in Het Vrije Volk een hele beschouwing wijdde aan de heldendaden van Oekraïnse meesters als Soeplin, Tsjernei en Kolodiev. De damliefhebbers zijn hem er nog altijd dankbaar voor.  

Ook bij de WK-toernooien voor vrouwen en junioren, die in de tweede helft van december 1995 in de Malinese hoofdstad Bamako werden gehouden, waren er zeer sterke spelers onder de toeschouwers. En dan doel ik niet eens op de Malinezen zelf (met de dagelijks aanwezige Mamina N'Diaye, Souleymane Ba en Daouda Diakité zouden die een heel behoorlijke landenploeg kunnen formeren), of op andere Afrikaanse cracks als de Senegalese grootmeester Bassirou Ba.

Nee - wat mij bij het evenement in Bamako het meest opviel, was het grote aantal trainers uit Oost-Europa. Niet alleen was haast elke afzonderlijke republiek van het GOS vertegenwoordigd op het WK (sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie zijn de internationale kampioenstoernooien schrikbarend zwaarder geworden) - óók had het er alle schijn van dat elke Oost-Europese speler of speelster zijn of haar eigen coach had meegenomen.

En daar zaten - zoals gezegd - heel wat sterke dammers tussen. De bekendste en ongetwijfeld sterkste van die groep illustere trainers was Alexeï Bjezversjenko. De Oekraïner, die in het verleden meermalen tot de finale van het Sovjet-kampioenschap wist door te dringen, had in Mali zijn landgenotes Julia Makarenkova en Olga Baltazji èn jeugdspeler Alexander Friedman onder zijn hoede. Voorts was er, als begeleider van de Russische Jelena Milsjina, de geduchte Joeri Tsjertok, die met name Clerc en Palmer zich nog zullen herinneren van het toernooi van Praag 1982.

Zowel Bjezversjenko als Tsjertok toonden mij enkele opmerkelijke partijen en fragmenten uit hun eigen praktijk. Maar de show werd wat mij betreft gestolen door een Moskoviet die in de damwereld nauwelijks bekendheid geniet: Alexander Soerkov.

Soerkov, in Mali aanwezig als trainer van stadgenote Jelena Tsjitaikina, liet mij een nog nimmer gepubliceerde partij zien die hij in 1992 tegen oud-wereldkampioen Alexander Dibman (!) speelde. Het is één van de meest opwindende en inhoudrijke partijen van de laatste jaren. Ik aarzel dan ook niet om, precies zoals Keller ruim 35 jaar geleden deed, een rubriek te wijden aan een partij die ik in feite slechts van 'horen zeggen' heb.

Dibman - Soerkov
(Leningrad-Moskou 1992)


1.32-28 16-21 2.31-26 18-22 3.38-32 11-16 4.43-38 7-11 5.49-43 1-7 6.37-31 21-27 7.32x21 16x27 8.42-37 11-16 9.37-32 16-21

De partie-Bonnard, het speltype dat zulke duizelingwekkende complicaties met zich mee kan brengen, behoort tot Soerkovs specialiteiten. Auke Scholma, die tijdens het EK in het Poolse Lubliniec (november/december 1995) veel met Soerkov schijnt te zijn opgetrokken, had mij daar al voor gewaarschuwd.

10.41-37 13-18

Gebruikelijker is eerst 10...20-24 11.47-42 en daarna pas 11...13-18, van welke speelwijze Wiersma zich bediende in zowel de 7e als de 15e partij van zijn match tegen Gantwarg om het WK 1981. Soerkov vertelde echter dat hij 10...13-18 prefereert omdat zwart 11.47-42 dan met 11...18-23 kan beantwoorden. Voor wat het waard is, denk ik er in stilte bij.

11.28-23 19x28 12.32x23 18x29 13.34x23 20-24

Via zetverwisseling komt nu de hoofdvertakking van de Valkenburg-variant op het bord.

14.47-42 7-11 15.46-41 2-7?!!

Soerkov is de eerste om te erkennen dat dit theoretische nieuwtje (wat het nuchter beschouwd niet eens is; ik kom hier straks op terug) eigenlijk niet door de beugel kan. Maar wit moet de weerlegging wèl kennen... Bovendien: sinds de partij Virni - Stokkel, Harderwijk 1991, schijnt ook de 'hoofdvariant' (15...14-19 16.23x14 10x19) nauwelijks meer speelbaar te zijn voor zwart.

16.40-34 14-20 17.34-30 20-25(!)

Alleen zo. Op direct 17...9-13? 18.30x19 13x24 had wit gewonnen met 19.33-28, 20.38x29 en 21.39x28, een standaard-manoeuvre die zoëven nog faalde op de tegenstoot 20-24-29! +.

18.30x19 9-13 19.37-32(?)

Maar dit is niet het sterkste tegenspel. Relatief beter lijkt mij 19.39-34 13x24 20.34-30! 25x34 21.44-39 enz., zoals al in 1990(!) gespeeld werd in de partij Diakité-Sène uit het Afrikaans zone-toernooi. Maar de meeste kracht gaat uit van het door Soerkov aangegeven 19.35-30!! 13x35 20.33-28 22x33 21.39x28 - de zwarte stelling is dan inderdaad niet meer te hanteren.
Na de onnauwkeurige tekstzet komt zwart weer terug in de wedstrijd, al blijft de situatie lange tijd hoogst onduidelijk.

19...13x24 20.32-28

In augustus 1995 zou Soerkov, kennelijk verslaafd geraakt aan het gevaar waarvan hij drie jaar tevoren had geproefd, dezelfde stelling opnieuw op het bord krijgen. Dat was in een partij tegen een zekere Oleg Dasjkov uit het kampioenschap van het leger. Vanuit de stand na 19...13x24 zou Soerkov, nadat hij in feite dus voor de tweede maal aan de dood was ontsnapt, dat duel als volgt winnen: 20.41-37 10-14! 21.35-30? 24x35 22.33-28 22x33 23.39x28 (ziet er veelbelovend uit; maar:) 23...35-40!! (een prachtige zet) 24.45x34 (want na 25.44x35 14-20 en 26...25-30 enz. komt zwart een schijf voor) 24...8-13! 25.31x22 13-18! 26.22x13 21-27! 27.32x21 3-8 28.13x2 11-16 29.2x22 16x49 +. Zie - desgewenst - bulletin nr. 3 van het nieuwe tijdschrift Sjasjki Rossii.

20...10-14 21.41-37 4-10 22.37-32 14-19 23.23x14 10x19 24.45-40 3-9 25.39-34 9-13 26.43-39?

Wit neemt de verkeerde opstelling in. Na 26.44-39! had zwart alsnog in ernstige moeilijkheden verkeerd, vooral omdat 26...12-18? niet gaat wegens 27.50-45! met de niet te pareren dreiging 28.28-23!, 29.34-30, 30.39x19, 31.33-28 en 32.31x2 +.

26...12-18 27.50-45

En niet 27.34-29? wegens de verraderlijke dam-op-bezet-veld 27...19-23! en 28...25x43! gevolgd door 29...18-23 en 30...8-13 +.

Zie diagram 1

In de diagramstand, die in analytische zin het hoogtepunt van de partij in beeld brengt, heeft zwart de stelling (even) helemaal in handen. Maar hij moet dan wèl haast maken...

27...7-12?

Hierna is alles weer open. Zoals Soerkov liet zien, had hij 27...18-23! (zonder vrees voor 28.33-29?? 22x33! 29.29x9 8-13! enz.) 28.48-43 en nu het laconieke 28...5-10!! moeten doen. 29.34-30? enz. is dan uitgeschakeld door 30...19-23! en 31....8-13 +. Daardoor is de volgende 'droomwinst', waarbij zwart een optimaal gebruikt maakt van het inmiddels tot tweemaal toe gedemonstreerde hielslag-principe, helemaal niet zo onwaarschijnlijk:
29.42-37 25-30!! (en niet meteen 29...24-29? enz.) 30.34x25 10-14! 31.35-30 (wit heeft niet beter) 24x35 32.39-34 15-20!! (zo verhindert zwart 34-29x29 door 34...20-24! enz. +) 33.44-39 35x44 34.39x50 20-24 35.45-40 en nu als klap op de vuurpijl 35...11-16!! 36.50-45 7-11!! Nog steeds gaat dan 37.34-29 enz. niet wegens dam annex naslag. Gedwongen is dus 37.40-35, waarna wit via 37...8-12 38.34-30 12-18 enz. domweg verpletterd wordt!
Het slot van deze fantastische partij, die helaas enigszins ontsierd wordt door wederzijdse tijdnoodfouten, geef ik (vrijwel) zonder commentaar.

28.34-29 5-10 29.29x20 25x14 30.40-34 19-24 31.34-29 14-20 32.44-40 20-25 33.29x20 15x24 34.39-34 24-29

De inleiding tot een stukoffer dat op zich niet incorrect lijkt.

35.33x24 22x33 36.31x22 17x37 37.38x29 10-14?

Maar dit is niet het juiste vervolg.

38.26x17 11x22 39.42x31 14-19?? 40.24-20??

Beiden overzien dat wit met 40.34-30! enz. kan doorbreken naar dam.

40...25x14 41.34-30 6-11 42.30-25 12-17

Op dit moment overschreed Dibman de bedenktijd. Maar voor de uitslag van de partij maakte het vermoedelijk niet veel verschil meer: zwart staat inmiddels zo goed als gewonnen!