Sorteer commentaar op invoerdatum, nieuwste eerst
 25-11-2020  Hanco Elenbaas:
Ton Sijbrands, 2 maart 1996

Winnen met een voorbereide variant

Drie weken geleden vroeg ik mij hardop af wat dammers de mooiste manier vinden om een partij te winnen. Beleeft men het meeste plezier aan een verborgen combinatie? Een scherp eindspelmotief wellicht? Of schenkt een voorbeeldig uitgevoerd strategisch plan de meeste voldoening? Ik kwam ten slotte uit (maar dat wist ik natuurlijk al vantevoren) op het plaatsen van een winnend offer, en wijdde vervolgens twee rubrieken aan dat spectaculaire thema.  

Maar weet u wat ook heel leuk is? Winnen met behulp van een voorbereide variant. Nu heb je voorbereide varianten in diverse soorten en maten. Zo zou men met een beetje goede wil zelfs het Haarlemmer zetje, dat ook onder niet-clubdammers een zekere bekendheid geniet, tot de 'huisvlijt' kunnen rekenen. Of openingsvarianten of -valletjes die onmiddellijke materiaalwinst opleveren.

Maar dat is niet echt wat ik bedoel. Al twijfel ik er geen moment aan dat huisdammers de grootste lol hebben wanneer zij hun tegenstanders na de openingszetten 1.32-28 18-23 2.37-32?? op de combinatie 2...23-29! enz. kunnen tracteren. Wel verbaasde het mij dat de stand na 2...23-29 zich zelfs in zo'n kleine twintig(!!) 'serieuze' wedstrijdpartijen blijkt te hebben voorgedaan. En ook van de gespiegelde versie van 'de Haarlemmer' (1.33-28 18-22 2.39-33?? 22-27! enz.) geeft het computerprogramma Turbo Dambase altijd nog ruim tien partijen...

Nee, het is mij hier veeleer te doen om lange, in eerste instantie zuiver positionele spelgangen, waarvan pas na een zet of twintig, dertig blijkt dat ze voor het arme slachtoffer, dat al die tijd van niets heeft geweten, nìet speelbaar zijn. Het meest aansprekende voorbeeld in dit verband dateert nog steeds van najaar 1985.

Eigenlijk moet ik zeggen 'voorbeelden', want het was zelfs in twee, kort na elkaar gespeelde partijen (Van der Pal-Bulstra, Fries kampioenschap 1985, en Van Ballegooijen-Hellings, Clubcompetitie 1985/'86) dat de beide witspelers zich gedurende niet minder dan 42(!!) zetten verlieten op de partij Sijbrands-Beerepoot 1980. De partijen waren toen overigens ook meteen over... (Zie ook de Volkskrant van 27-9-1980 en van 13-9-1986. Mocht daar inmiddels de vis in zijn verpakt, dan kunt u altijd nog proberen de hand te leggen op nummer 1 van het tijdschrift Dammen, waarin het treffen met Beerepoot in de serie 'Mijn meest gedenkwaardige partij' besproken wordt.)

Minstens zo bekend is evenwel de overwinning die de Zwitsers-Nederlandse grootmeester Andreas Kuyken in de clubcompetitie 1973 op Harm Wiersma behaalde. Kuyken had die spectaculaire zege voor een belangrijk deel te danken aan een openingsstudie die ik hem enige weken voordien had laten zien en waarin hij op de 25ste zet bovendien nog een versterking van het zwarte spel had gevonden. (Het toeval wil dat oud-wereldkampioen Piet Roozenburg diezelfde partij onder de loep zal nemen in het april-nummer van het zoëven genoemde maandblad!)

In zekere zin vormde Wiersma-Kuyken 1973 een herhaling van een geschiedenis die zich vier jaar eerder had afgespeeld. In de slotronde van het internationale toernooi van Samarkand 1969 had Kuyken namelijk van de Moskoviet Agafonov gewonnen met behulp van een openingsstudie waarvan de bouwstenen (alweer) door ondergetekende waren aangedragen maar waarin (alweer) Kuyken zelf een belangrijke verbetering had aangebracht. De partij schoot mij weer te binnen toen ik mij veertien dagen geleden in het duel (en dan met name de openingsfase daarvan) tussen Grotenhuis ten Harkel en Knipper verdiepte.

Kuyken-Agafonov
(Samarkand 1969)
1.33-28 18-23 2.39-33 12-18 3.31-27 7-12 4.44-39 20-24 5.37-31 14-20 6.41-37 2-7?!

Schijnbaar een doodnormale opbouwzet, maar de kenners weten beter. . .

7.27-22! 18x27 8.31x22 10-14 9.34-30!

Deze zet, twee jaar tevoren geïntroduceerd in de partij Sijbrands-Van Dijk (NK 1967), stelt nog veel hogere eisen aan de zwartspeler dan het overbekende alternatief 9.34-29 23x34 10.40x29. Overigens was ik geheel vergeten dat ik, blijkens de bespreking van de partij tegen Van Dijk in mijn eersteling Topprestaties op het Dambord (1968), destijds liefst drie kwartier over de tekstzet had nagedacht!

9...16-21

Van Dijk speelde hier meteen 9...24-29 10.33x24 20x29, maar kreeg na 11.30-25! 17-21 12.39-33! enz. met onoplosbare problemen te kampen: de witte stormloop op 29 komt eerder dan een eventuele tegenaanval op 22.

10.30-25 4-10

10...12-18 zou de sterke offerwending 11.39-34! annex 34-29x29 (o.m. Grotenhuis ten Harkel-Knipper 1994) toelaten. Maar zwart heeft, zoals ik twee weken geleden schreef, eigenlijk al geen bevredigend plan meer!

11.49-44! 21-26 12.47-41! 24-29?

Dit leidt geforceerd tot verlies. Daarom had zwart maar moeten kiezen voor hetzij 12...12-18 (39-34-29 enz.), hetzij 12...17-21 13.22-17! 11x22 14.28x17 23-28* (14...23-29? 15.32-28! +) 15.33x22 12-18 16.17-12 enz., ook al blijft de (onderontwikkelde) staat waarin zijn linker vleugel verkeert, in beide gevallen op z'n minst zorgwekkend.

13.33x24 20x29 14.39-33! 14-20 15.33x24! 20x29 16.44-39 10-14

Zie diagram

Tot zover is het verloop identiek aan de analyse van mijn partij tegen Van Dijk. Daarin liet ik beide kleuren nu vervolgen met 17.39-33 14-20 18.33x24 20x29 19.43-39 15-20 20.25x14 9x20 21.39-33 20-25 (21...20-24?? 22.22-18 enz. +) 22.33x24 19x30 23.35x24 5-10 24.28x19 17x28 25.32x23 13-18 26.19-13 8x28* 27.24-19 18-23 (27...28-32? 28.37x28 18-23 29.19-14! 23x43 30.14x5 43-49 31.50-44 +) 28.19-13, om uiteindelijk via 28...11-17 29.50-44 17-22 30.44-39 25-30 31.13-8! 22-27 32.8x17 30-34 33.40x18 28-32 34.37x28 27-31 35.36x27 7-12 36.17x8(!) 3x34 37.48-43 enz. tot winst voor wit te concluderen.
Maar om te beginnen zou ik mij levendig kunnen voorstellen dat deze omslachtige methode één of meerdere lekken bevat. En zelfs wanneer dit nìet het geval mocht zijn, dan nog is de winstgang die Kuyken voorjaar 1969 samen met Cees Pippel had gevonden en die hij in het onderhavige duel zowaar in de praktijk kan brengen, vele malen overtuigender:

17.50-44!!

Met deze temporiserende tussenzet, die bovenal stoelt op het gegeven dat zwart niet mag 'passen', beslist wit in hogere zin de partij. Overigens hebben in de loop der jaren heel wat (wit)spelers geprofiteerd van Kuykens vondst, zoals impliciet uit de komende aantekeningen moge blijken.

17...5-10

17...14-20 18.25x14 9x20 faalde op 19.32-27! enz. +. Daarnaast zou 17...15-20 eveneens een schijf hebben verloren door 18.35-30!, waarbij het damzetje 18...5-10 19.32-27!, 20.40-35 en 21.30-24 + een prominente rol speelt. En op 17...17-21 ten slotte was gevolgd 18.39-33! (nu wèl) 14-20 19.25x14 9x20 20.33x24 20x29 21.44-39. Zwart moet dan kiezen tussen òf 21...15-20 22.39-33 + (Vrolijk-De Hardt, kwarfinales NK 1984, en Palmer-Riesenkamp, clubcompetitie 1992/'93), òf 21...12-18 22.37-31 26x37 23.42x31 18x27 24.31x22 15-20 25.39-34 20-24 26.41-37 11-16 27.32-27 21x41 28.36x47 23x32 29.34x14 enz., eveneens met winst voor wit (G. Boom-C. Westerveld, halve finales NK 1995).

18.35-30! 17-21 19.40-35!

En natuurlijk niet te gretig 19.39-33?? wegens 19...12-17!, 20...23-29 en 21...19-23 +. Na de tekstzet heeft zwart onvoldoende verweer tegen de dreiging 20.39-33, bij voorbeeld 20...12-17 21.44-40! en altijd 22.39-33 + (F. Okrogelnik-S. Boer, clubcompetitie 1978.)

19...12-18 20.39-33 18x27 21.33x24 7-12

Een blundertje dat het onafwendbare einde versnelt. Merk overigens op dat de slagwisseling 21...26-31 enz. zwart een schijf zou hebben gekost.

22.28-22!

Waarschijnlijk wist Kuyken zelfs al vóór de partij dat wit hier niet 22.25-20? en 23.44-40 enz. mocht spelen in verband met een tegencombinatie naar 49...

22...27x18 23.32-28 23x32 24.38x7

Zwart geeft het op.

Arme Agafonov! Twee ronden voor het einde van het prestigieuze toernooi ging hij nog fier aan de leiding; toen kruisten Andreiko en Kuyken zijn pad. Maar ja - hàd hij maar harder moeten studeren...
 25-11-2020  Fred Roedolph:
PDN     Diagram 1
Ton Sijbrands "En natuurlijk niet te gretig 19. 39-33 12-17 20. 33x24 23-29 21. 24x33 19-23 22. 28x19 17x50 met winst voor zwart..."  Maar wit heeft hier nog een tegencombinatie met: 23. 30-24 14x23 24. 43-39 50x20 25. 25x05 07-12 26. 05x28 11-17 27. 28x11 06x17 met gelijkwaardig spel.
 25-11-2020  Edwin Twiest:
PDN     Diagram 2
19. 39-33 12-17 20. 33x24 23-29 21. 24x33 19-24 22. 30x19 14x23 23. 28x19 17x50 wellicht slip of the pen; hier zal 19-24 bedoelt zijn