Sorteer commentaar op invoerdatum, nieuwste eerst
 26-07-2020  Hanco Elenbaas:
Uit Gerrit Beets' artikel Klaas Stolp 1884-1954, in Het Damspel van juni-augustus 1960.

Met wit speelde B. May uit Zaandam.

 
Ton Sijbrands, 11 mei 1996

Aartsvader van het half-open klassiek 

Zeven weken geleden, bij de bespreking van de competitiepartij Scholma - Kuystermans, refereerde ik aan een artikel dat Gerrit Beets in Het Damspel van juni-augustus 1960 wijdde aan zijn voormalige Beemster clubgenoot Klaas Stolp. Die verwijzing naar Stolp was onvermijdelijk: de stokoude, maar niettemin haarscherpe openingsvariant die Scholma en Kuystermans nieuw leven inbliezen, draagt nog altijd Stolps naam. 

Maar Klaas Stolp, die leefde van 1884 tot 1954, heeft als dammer waarlijk nog wel meer gepresteerd dan het bedenken èn in praktijk brengen van de bizarre (en misschien ook niet helemaal correcte) zet 8.28-22?!! in een enigszins obscure vertakking van de Hollandse Opening. Want uit hetzelfde artikel waarin Beets het explosieve verloop van de (ongedateerde) partij Stolp - Boot geeft (zie de rubriek van 23 maart), blijkt zonneklaar dat Stolp eveneens aan de wieg van een geheel ander speltype heeft gestaan: het half-open klassiek! 

Niet dat dat toen, in 1960, al zo genoemd werd: in het hele artikel van Beets valt de term 'half-open klassiek', ofschoon toch al omstreeks 1950 door Roozenburg in diens LOI-cursus geïntroduceerd, niet één enkele maal. Maar bestudering van Beets' artikel laat de lezer géén andere conclusie dan dat Stolp als de grondlegger, om niet te zeggen de 'aartsvader' moet worden beschouwd van dàt speltype dat in onze dagen als half-open klassiek te boek staat! 

Behalve een beschouwing over de manier waarop Stolp met wit de 1.33-28 17-21 2.31-27 19-23 3.28x19 14x23 opening placht te behandelen (ik kom daar volgende week op terug), bevat Beets' artikel namelijk twee partijen van Stolp die onomwonden van diens voorkeur voor half-open klassiek getuigen. Van de eerste van die twee partijen, een (alweer: ongedateerde) competitiepartij die Stolp met zwart tegen B. May (Zaandam) speelde, geef ik alleen het beslissende fragment. 

Vanuit de volgende cijferstand: twaalf zwarte schijven op 2/4, 8, 9, 13, 16/19, 21 en 24; twaalf witte schijven op 26/28, 30, 32, 33, 35, 38, 42/44 en 48; luidde het verloop: 

35...18-22! 36.27x18 13x22 

Zwart zet de omsingeling van het vijandelijke centrum in. Vermoedelijk verdedigt wit zich nu het beste met 37.33-29 24x33 38.28x39 of met 44-40-34. Zijn volgende twee zetten zijn evenzovele misgrepen: 

37.43-39(?) 8-13 38.39-34? 

Overziet een damzet naar 50. Maar waarschijnlijk was de witte stand tòch al niet meer te redden, bij voorbeeld 38.44-40 13-18 39.39-34 22-27! 40.34-29(?) en nu de doorbraak-combinatie 40...2-8, 41...19-23!, 42...17-22!, 43...18-23 en 44...23x45 +. 

38...21-27! 39.32x12 9-14 40.28x17 13-18 41.12x23 19x50 42.30x10 4x15 

Wit geeft het op. 

'Alles goed en wel', hoor ik de kritische lezer al denken, 'maar één van de voornaamste kenmerken van half-open klassiek is toch zo'n topzware, onderontwikkelde lange vleugel van de omsingelende partij? Dat is bij May - Stolp absoluut niet het geval' 

Inderdaad: formeel voldoet de stand misschien wel aan de ooit door Roozenburg geformuleerde voorwaarden, maar de fraaie, 'opgeschoonde' staat waarin de zwarte linker vleugel verkeert, maakt dat er van een feitelijke overeenkomst met hedendaags half-open klassiek nauwelijks sprake is. En dat is ook één van de redenen dat ik May - Stolp niet in haar geheel heb willen behandelen. 

Maar de competitiepartij die Stolp in 1926 speelde tegen J.H. Vos, de zesvoudige(!) Nederlands kampioen uit de jaren 1922-1935, spreekt klare taal. Want in dit prachtige, gestroomlijnde duel, dat in een zege voor de speler van Wormerveer-Wormer zou zijn geëindigd wanneer deze op het hoogtepunt zijn beste kans had benut, accepteert Stolp wel degelijk - en geheel vrijwillig een topzware linker vleugel. 

Vos - Stolp 
(Clubcompetitie 1926)
 

1.32-28 17-21 2.31-26 20-24 3.26x17 12x21 

Een weinig voorkomende, maar niet onbekende opening. Spelers als Evert Bronstring en Toine Brouwers hebben haar een tijdje op hun repertoire gehad. 

4.34-30 7-12 5.30-25 1-7 6.40-34 21-26 7.34-30 11-17 8.44-40 17-21 9.40-34 18-23 

Een subtiel zetje, gespeeld om een versnelde ontwikkeling van de witte linker vleugel uit te lokken. 

10.36-31 23x32 11.37x28 26x37 12.41x32 12-18 13.34-29 7-12 14.29x20 15x24 15.39-34 6-11 16.46-41 11-17 17.42-37 21-26 

Ook meteen 17...18-22 komt in aanmerking. 

18.41-36 17-21 19.36-31 12-17 20.31-27 

Beets schrijft hier: 'Stelt zwart voor de keuze: Hollands of flankspel, doch Stolp wist dit reeds vantevoren.' 

20...18-22! 21.27x18 13x22 

Ik citeer opnieuw Gerrit Beets: 'Uit de gegeven stelling is te concluderen dat vriend Stolp weinig bezwaren had tegen een min of meer vastgehouden lange vleugel.' 

22.48-42! 

Ook Vos' tegenspel getuigt van kennis van zaken, of beter: van een goede intuïtie, want partijen als deze waren er - zo leert mij een computergestuurd onderzoekje - vóór 1926 domweg nog niet gespeeld! Dat wil zeggen: met enige goede wil zou men de duels van de legendarische Isidore Weiss met Ottina (8e matchpartij 1910) en Hoogland (6e matchpartij 1911) als voorlopers van Vos-Stolp kunnen beschouwen. Maar ik moet daar in dezelfde ademtocht aan toevoegen dat - hoe paradoxaal het misschien ook moge klinken - het weinig subtiele spel van Weiss het bij lange na niet haalt bij de sierlijke stijl die Stolp in de onderhavige partij etaleert! 

22...8-12 23.43-39 19-23(!) 24.28x19 24x13 

Kennelijk vreesde de zwartspeler op 23...12-18 een stormloop op 24. En 23...21-27?! 24.32x21 16x27 25.37-32 27-31 26.32-27 31-37 enz. zag er evenmin erg betrouwbaar uit. Maar ondanks het feit dat het half-open klassiek inmiddels verruild is voor een onversneden flankstand, zal de partij tot het einde toe boeiend blijven. 

25.50-44 22-27 26.33-29 12-18 27.39-33 14-19 28.44-39 10-14 29.45-40 17-22 30.30-24 19x30 31.35x24 27-31 

Stolp werkt aan een strategisch plan dat we anno 1996 voornamelijk met Piet Roozenburg en Hans Jansen zouden associëren! 

32.24-20 31-36 33.29-23 18x29 34.33x24 

Aan het agressieve 34.34x23?! kleefden, bij afwezigheid van de witte kroonschijf, allerlei positionele èn combinatieve bezwaren. Bij voorbeeld 34...13-19! 35.20-15 (er dreigde 36...9-13 +) 19x28 36.32x23 9-13 en zwart kan op enig moment 22-27! enz. gaan werken. 

34...21-27 35.32x21 26x17 36.34-29 17-21 37.49-43 21-26 38.39-33 16-21 39.20-15? 

Zie diagram 1 

Vos heeft zijn stelling onzorgvuldig ingericht, want zoals al in 1927 door W.C.J. Polman schijnt te zijn aangetoond, kan zwart nu winnen met 39...14-20! 40.25x14 9x20. In verband met diverse kleine combinaties mag wit dan niet de schijven 37 en 38 beroeren, zodat zwart voldoende tijd krijgt om 41...21-27! en 5-10-14! te doen en wit vervolgens volkomen vast te laten lopen! 

39...21-27? 

Ook Stolp ziet het niet. 

40.24-20 14-19 41.40-35 13-18 42.35-30 2-8 43.30-24 19x30 44.25x34 5-10 45.34-30 10-14 46.30-25 8-13 47.29-24 

Nog steeds dient wit op zijn hoede te zijn. Zo had 47.43-39? verloren door 47...13-19! 48.39-34 19-24!, bij voorbeeld 49.37-32 36-41!! 50.32x21 (anders combineert zwart naar dam via 50...26-31!, 50...22-27! en 51...24-30 +) 26x17 51.47x36 24-30 52.42-37 30x28 53.38-32 18-23 54.29x27 28-33 55.27-22 17x28 56.32x23 33-39 57.23-19 14x23 58.20-14 9x20 59.25x14 39-44 60.14-10 44-50 61.36-31 50-28 62.37-32 28x26 63.10-5 23-29 enz. met overmacht. En op 47.29-23(?) 18x29 48.33x24 was de volgende fraaie spelgang mogelijk geweest: 48...22-28! 49.43-39? (gedwongen is 49.24-19) 28-32! 50.37x28 4-10 51.15x4 13-18!! (al zal 51...13-19 enz. vermoedelijk eveneens winnen) 52.4x31 26x48 53.20x9 48x49 54.9-4 49-27! 55.4x31 36x27 met dubbele oppositie! 

47...14-19 

Beter is 47...13-19! 48.24x13 18-23. Na de tekstzet zullen de kansen langzaam maar zeker ten gunste van wit keren, al lijkt het evenwicht nergens beslissend verbroken. 

48.43-39 19x30 49.25x34 13-19 50.34-30 18-23 51.30-24 19x30 52.20-14 9x20 53.15x35 23-28 54.33-29 4-9 55.35-30 9-14 56.30-25 14-19 57.29-24 19x30 58.25x34 3-9 59.34-30 9-14 60.30-24 26-31 61.37x26 28-32 62.38-33 32-38 63.26-21 38x20 64.21x32 20-24 65.39-34 24-29 66.34x23 22-28 

?Remise.