Sorteer commentaar op invoerdatum, nieuwste eerst
 07-09-2020  Hanco Elenbaas:
Ton Sijbrands, 16 februari 2008

Dybman liet zich juist graag opsluiten

‘Dybman sterk in opsluiten en omsingelen’, luidde de kop boven het stukje van vorige week. Het laatste werd overtuigend bewezen door de partij die het onderwerp van de rubriek vormde: Dybman - Tsipes 1980.... 

Alleen: het was níet wat ik bedoelde. Ik had namelijk geschreven dat Dybman ‘graag opsluitingen accepteerde’. Die formulering is voor niet-dammers wellicht voor tweeërlei uitleg vatbaar, maar insiders begrijpen wat er mee bedoeld wordt: niet opsluiten maar opgesloten worden. Dybman liet zich graag opsluiten – dát was wat ik beweerde. En dat maakt een wereld van verschil, wanneer men bedenkt dat in een opsluiting de opgeslotene doorgaans veel meer gevaar loopt dan de opsluiter.

Met andere woorden: Dybman deinsde er niet voor terug grote risico’s te nemen. Die compromisloze strijdwijze kwam hem van tijd tot tijd op een hardhandige nederlaag te staan, zoals tegen Gantwarg (1981) of Virni (1982). Maar vaker nog was hij er succesvol mee. Zo boekte Dybman tussen 1978 en 1981 een viertal aansprekende overwinningen vanuit de ‘Russische’ variant van de 1.32-28 16-21-opening: 2.31-26 11-16 3.38-32 7-11 4.37-31 19-23 5.28x19 14x23 6.31-27 23-28 enz.

Nu heeft de partij tegen Volosjonkin (Coupe USSR 1981) al eens in deze krant gestaan. Dat geldt niet voor de andere duels, waarin achtereenvolgens Tsjertok, Gotlinski en Borodin zijn slachtoffers waren. Dybmans partij tegen zijn stadgenoot Alexander Borodin (de grote initiator – mét Dybman – van de roemruchte ‘Leningrader variant’!) bevalt mij het best.

Borodin - Dybman
Kamp. Leningrad 1980


1.32-28 16-21 2.31-26 11-16 3.38-32 7-11 4.37-31 19-23 5.28x19 14x23 6.31-27 23-28 7.32x23 18x38 8.43x32 10-14 9.41-37 5-10 10.46-41 12-18 11.37-31 14-19 12.39-33 10-14 13.44-39 1-7 14.50-44 18-22 15.27x18 13x22

Tegen Gotlinski had Dybman de klassieke opstelling met 14...7-12 en 15...18-23 ingenomen, tegen Tsjertok had hij voor het van Koeperman afkomstige 14...7-12, 15...2-7, 16...18-22 en 17...12x23 gekozen, en nu doet hij het weer anders.

16.31-27 22x31 17.36x27 7-12 18.42-37 12-18 19.41-36 8-13 20.37-31

Vermoedelijk gespeeld om een hernieuwd 18-22x22 andermaal met 31-27x27 te kunnen beantwoorden. Maar zwart heeft veel beter:

20...18-23(!) 21.33-28

Er dreigde zowel 21...23-29 als 21...23-28! Met de (min of meer) afgedwongen bezetting van veld 28 heeft Dybman zijn eerste doelstelling gerealiseerd.

21...20-24(!) 22.34-30 24-29!

En hiermee werkt de zwartspeler aan zijn tweede programmapunt: het verkrijgen van een harmonieuze, zoniet optimale ontwikkeling van zijn linker vleugel!

23.48-43 13-18(!!)

Zie diagram 1

Fraai gespeeld! Zwart kon de dreiging 24.39-33 en 25.30-24 + ook met 23...2-8 pareren (24.39-33?, 25.30-24 en 26.28x10 faalt dan immers op 26...30-34!, 27...38-42! en 28...9-14 +), maar die trage zet heeft het nadeel dat wit na 24.40-34 29x40 25.45x34 15-20 26.39-33 20-24 tijd voor 27.33-29 24x22 28.27x29 zou hebben. De tekstzet daarentegen, die tactisch gerechtvaardigd wordt door de niet-alledaagse wending 24.39-33? 29x38 25.30-24 19x30 26.28x10 30-34! 27.40x29 9-14! 28.10x19 18-22!! enz., ondervangt dat bezwaar.

24.40-34 29x40 25.45x34 15-20 26.43-38 20-24 27.30-25 14-20?!!

Misschien kwam 27...9-13 minstens zo sterk in aanmerking. Maar Dybman wil zijn stand zo flexibel mogelijk inrichten. Daarbij is juist een belangrijke rol weggelegd voor het open veld 13, als gevolg waarvan wit niet met schijf 47 kan opkomen (29...24-30! +).

28.25x14 9x20

Zie diagram 2

29.34-30?

En Borodin stelt zijn tegenstander per omgaande in het gelijk. Hij had tot elke prijs 29.38-33(!) moeten doen. Weliswaar is wits bewegingsvrijheid dan uitermate beperkt, maar een geforceerde winst voor zwart laat zich niet aantonen.

29...18-22! 30.27x29 24x42!! 31.47x38 21-27 32.32x12 16-21 33.26x17 11x42

Wit geeft het op.