Sorteer commentaar op invoerdatum, nieuwste eerst
 29-05-2019 GMI Martin Dolfing:
PDN     Diagram 1
46. 39-34
Waarschijnlijk toch nog wel remise.
 30-05-2019  Ad de Hoon:
PDN     Diagram 2
46. 39-34 12-18 47. 35-30 24x35 48. 27-22 18x27 49. 33-29 13-18 50. 28-22 35-40 51. 22x24 40-44 52. 29x18 44-49 53. 24-20 14-19 54. 18-12 21-26 55. 32x21 26x08 56. 20-15 49x41 57. 15-10 41-36 58. 10-05 16-21 59. 05x13 36x09 Dit is een leuke variant voor zwart . Zwart heeft ook de  beste kansen volgens Sijbrands. In plaats van 10-05 is 10-04 al beter
 24-12-2020  Hanco Elenbaas:
Ton Sijbrands, 21 augustus 2007

Schlemieligste nummer 2 uit WK-historie

Negen dagen gingen Alexander Schwarzman en Mark Podolski gezamenlijk aan de leiding. Ook de slotronde van het WK 2007 bracht daar geen verandering in.... 

Een ongeschreven regel zegt dat het niet echt chic is de juistheid van een toernooizege ter discussie te stellen. ‘De winnaar heeft altijd verdiend gewonnen’, luidt een veelgehoorde cirkelredenering, ‘anders zou hij niet hebben gewonnen’.

Ook ik deel de mening dat men in dit soort zaken terughoudendheid dient te betrachten. Tenslotte valt in elke winstpartij wel een moment aan te wijzen waarop het nog remise stond. Of – en zo ja: in welke mate – men de winnaar van een partij verwijt ‘fortuinlijk’ te zijn geweest, hangt af van zowel het damtechnisch inzicht als de persoonlijke smaak van de zich aan de zijlijn ophoudende beschouwer.

En zelfs als een toernooiwinnaar in sommige partijen aantoonbaar geluk heeft gehad, pleegt men hem dat vaak te vergeven. Immers: dat ‘geluk’, dat hem toch maar mooi één of twee punten boven zijn concurrenten heeft doen uitstijgen, heeft de winnaar kennelijk op de een of andere manier ‘afgedwongen’, heet het in dergelijke gevallen.

Maar met betrekking tot het WK 2007 gaat dit alles niet op. Het ‘verschil’ tussen Schwarzman en Podolski bedroeg namelijk niet één of twee maar nul punten. Er is dus, óók volgens de gehanteerde puntentelling (waarbij bedacht dient te worden dat men van het systeem van drie punten per winstpartij, waarmee de damwereld korte tijd geëxperimenteerd heeft, allang weer – en terecht – is teruggekomen), geen sprake van dat een van de twee beter zou hebben gepresteerd dan de ander.

Mij dunkt dat die nuchtere constatering de beschouwer het morele recht verschaft om – naast het ventileren van zijn teleurstelling over het door de Wereld Dambond op dit punt gevoerde beleid – óók de vraag aan de orde te stellen wie van de twee eerste prijswinnaars het beste dammen heeft laten zien. Naar mijn overtuiging was dat Podolski. Diezelfde Podolski zal, dankzij de zoveelste gril van bestuurlijke zijde, de historie ingaan als de schlemieligste tweede prijswinnaar uit de geschiedenis der WK-toernooien.

Zo-even betuigde ik mijn instemming met het afschaffen van het systeem van drie punten per winstpartij. Ik heb daar (op z’n minst) twee – zij het sterk uiteenlopende – redenen voor.

De eerste heeft met het ‘menselijk tekort’ te maken: een puntentelling die drastisch afwijkt van de gangbare (met 1 punt voor een remise en 2 punten voor een overwinning), is nu eenmaal buitengewoon fraudegevoelig.

Zo legde wijlen Douwe de Jong mij eens uit waarom de nationale bond het idee om – bij wijze van aanmoediging – voor elke winstpartij een extra geldprijs uit te loven, uiteindelijk tóch maar verworpen had.

‘Je hoeft maar drie spelers te hebben die het met elkaar op een akkoordje gooien’, luidde althans de strekking van zijn college, ‘of de bond is na afloop enkele honderden guldens armer.’

Datzelfde scenario vormt een bedreiging voor het driepuntensysteem. Met – sportief bezien – nog veel ernstiger gevolgen dan een lege bondskas. Want stelt u zich eens voor dat in een grootmeestertoernooi speler A van speler B wint en B op zijn beurt van speler C, waarna de laatste weer van speler A mag winnen. Gedrieën zouden zij dan op 3 punten staan, terwijl de concurrentie op 2 punten is blijven steken. En die harde valuta? Die rollen bij de prijsuitreiking vanzelf naar het sjoemelende driemanschap toe!

Maar mijn grondigste bezwaar tegen het driepuntensysteem én alles wat daarnaar riekt (zoals de thans gehanteerde regel dat ingeval van gelijke aankomst het grootste aantal winstpartijen de doorslag geeft), is wel dat een dergelijke bepaling – het moet, na de rampen die Baljakin (op de slotdag van het NK 2007) en Podolski getroffen hebben, maar eens gezegd worden – haast per definitie in het voordeel van de zwakste spelers werkt.

Om te beginnen zullen de sterkste spelers de wenselijkheid van een verliespartij niet zo gauw inzien. Maar wat je in de toernooipraktijk vooral ziet gebeuren, is dat een speler die zojuist verloren heeft (en ik spreek uit – gelukkig niet al te ruime – ervaring) door zijn tegenstanders als aangeschoten wild wordt beschouwd. Die ruiken als het ware bloed, en dat maakt het voor de ‘brekebeen’ beduidend gemakkelijker een winstpartij te boeken dan voor hen die gevreesd worden en derhalve géén tegenstanders-met-open-vizier treffen.

Tot besluit het partijtje dat Schwarzman in de zevende ronde van Anikejev won. Ik zeg niet dat Schwarzman ‘normaliter’ nooit zou hebben gewonnen. Maar ik vraag mij wél af of Anikejev, die tegen alle overige deelnemers ongeslagen bleef, dezelfde wanprestatie óók zou hebben geleverd wanneer zijn tegenstander niet kort tevoren van Tsjizjov had verloren.

Schwarzman-Anikejev
WK 2007

1.32-28 17-22 2.28x17 12x21 3.34-30 7-12 4.30-25 21-26 5.40-34 16-21 6.45-40 1-7 7.50-45 18-22 8.31-27 21x32 9.38x18 12x23 10.36-31 8-12 11.43-38 20-24 12.34-30 14-20 13.25x14 9x20 14.30-25 10-14 15.49-43 23-29??! 16.31-27 11-16 17.37-32 12-18 18.41-37 7-12 19.32-28 18-23 20.37-32 2-7??

In tóch al dubieuze positie overziet Anikejev een elementair tactisch wendinkje.

21.35-30! 24x35 22.33x24 20x29 23.39-33
Zwart geeft het op.
Van onze verslaggever Ab Schreijnders,
29 mei 2007


Podolski, een miskend talent in zijn nieuwe vaderland

Het is een krankzinnig toernooi in het Sallandse land. Vier ronden voor het einde van het WK komt nog een tiental dammers in aanmerking voor de hoofdprijs.... 

Net zo veel punten als de Rus verzamelde Mark Podolski, maar hij boekte een zege minder en dat zou weleens heel belangrijk kunnen zijn bij de eindbalans. Bij gelijk puntenaantal geeft het aantal overwinningen de doorslag.

Podolski (27) lijkt volkomen op zijn gemak in Hardenberg. Om te beginnen slaapt hij goed, zegt hij. En dat is nog weleens een probleem voor hem. Dat alles maar in zijn hoofd blijft malen, dat hij een partij niet kan loslaten.

Dat komt ook door zijn werk. Hij woont sinds 1995 in Bochum en is afgestudeerd aan de plaatselijke universiteit als wiskundige. Prof. dr. staat er voor zijn naam. Dat dammen is maar bijzaak voor hem, hoe goed hij ook is geworden. Tot een paar jaar geleden werd hij beschouwd als een groot talent, meer niet. Zo eindigde hij vorig jaar op de vierde plaats bij het EK.

Maar bij het vorige WK-toernooi, twee jaar geleden in Amsterdam, bleef hij in de groep steken. Toen namen 40 spelers deel en was er een soort voorronde, nu zijn er 20 deelnemers en wordt een volledige competitie afgewerkt.

Russen domineren al heel lang het dammen. Sinds 1984 is de wereldtitel in Russische handen. Voor die tijd gaven vooral de Nederlanders de toon aan: Ton Sijbrands, Harm Wiersma en Jannes van der Wal.

Alleen de Let Guntis Valneris wist de Russische hegemonie te doorbreken, in 1994. Gantwarg, Dibman, Tsjizjov (tien keer, en nu ook nog volop in de race), Schwarzman en Georgiev, die vorig jaar tot wereldkampioen werd uitgeroepen omdat Tsjizjov weigerde voor een spotprijs zijn titel op het spel te zetten tegen Georgiev in de geplande WK-tweekamp in Jakoetsk, dat zijn de grote namen.

Zo ver is Podolski nog lang niet. Een Russische achtergrond heeft hij wel. Tot zijn 15de woonde hij in Elektrostal, een stad van 250 duizend inwoners niet ver van Moskou, en een van de centra van de staalindustrie in Rusland.

In 1995 kregen zijn joodse ouders en hij de status van, zoals hij het zelf noemt, Kontingentflüchtlinge. Zij kozen voor Duitsland, voor Bochum. Nu heeft hij de dubbele nationaliteit. Een broer van hem woont nog in Elektrostal, een zus zit in New York. ‘Ik voel me geen Rus of Duitser, ik ben een Europeaan.’

Iedereen in Hardenberg spreekt vol lof over hem. Maar Podolski is nuchter onder zijn succes. ‘Het is een leuke hobby voor me. Maar ik zal nooit prof worden. In september verhuis ik voor mijn werk voor een jaar naar Aarhus, daarna zit ik een jaar in Zürich. Dat is allemaal veel belangrijker. Als niet-prof probeer ik hier zo ver mogelijk te komen. Er zit nog steeds progressie in. Zo lang blijf ik ook spelen.’

Dammen in Duitsland beperkt zich tot een kleine groep geëmigreerden. ‘We kennen geen clubcompetitie, zoals in Nederland, waar ik voor Westerhaar speel. Er is wel elk jaar een NK.’

Op internetforums wordt zijn naam vaak genoemd. Mooi vindt hij dat hij een stukje las van een fan die hem vergeleek met de voetballer uit het Duitse elftal die ook Podolski heet, voornaam Lukas. Jij speelt veel beter met je hoofd, stond er.

Aandacht van de Duitse pers is er nauwelijks. Hij verwacht dat ook niet als hij zaterdag de beste van de wereld zou worden. ‘Onlangs stond een stukje over mij in een krant in Nordrhein-Westfalen, onder de rubriek varia. Zeker niet op de sportpagina. Ik ben gewoon niet interessant.

‘Misschien wordt dat anders als ik een persconferentie geef en verklaar dat ik epo heb gebruikt.’
 25-12-2020 GMI Martin Dolfing:
PDN     Diagram 3
46. 39-34 12-18 47. 35-30 24x35 48. 27-22 18x27 49. 33-29 13-18 50. 28-22 35-40 51. 22x24 40-44 52. 29x18 44-49 53. 24-20 14-19 54. 18-12 21-26 55. 32x21 26x08 56. 37-32
Nog net binnen de remisegrenzen. Wit speelde verdienstelijk in deze partij zonder grote fouten en dan kan het ook niet verloren zijn!
Aan de andere kant is het ook wel weer knap van de zwartspeler dat hij zo groot voordeel bereikte zonder dat wit echte grafzetten deed!
 25-12-2020  Gerrit Draaisma:
.
PDN     Diagram 4
46. 39-34 12-18 47. 27-22 18x27 48. 35-30 24x35 49. 33-29 13-18 50. 29-24 (biedt net als 28-22 voldoende tegenspel om remise te halen) 19x39 51. 28x10 18-22 52. 10-04 35-40 53. 38-33 27x29 54. 04x36 (Wit haalt 2 dammen en zwart komt niet verder dan 3 dammen) Remise.
 26-12-2020  Kees Pippel:
Interessant dat Hanco de beschouwing van Ton (tijdelijk althans) aan de vergetelheid ontrukt:
Net zo veel punten als de Rus verzamelde Mark Podolski, maar hij boekte een zege minder en dat zou weleens heel belangrijk kunnen zijn bij de eindbalans.Bij gelijk puntenaantal geeft het aantal overwinningen de doorslag.
Op dit moment hanteert de FMJD (Annex 3 hoofdstuk 5):
For round robin tournaments (5.11.1.2.1):
  1. the largest number of victories
  2. the result between the tied players
  3. the best result obtained in the order of the classification 
Een idee is om kwaliteit te kiezen boven kwantiteit: verwissel kriterium één met drie.
 
In dat geval zou Podolski hebben gewonnen, dankzij de remise tegen Chizhov:
              A.S  M.P  Pt      
 A.Shvartsman  X    1   25
 M.Podolskij   1    X   25
 A.Georgiev    1    1   24
 A.Chizhov     0    1   23
 26-12-2020  Hanco Elenbaas:
Bij de partij Schwarzman - Thijssen uit de voorlaatste ronde van het WK 2007 heeft Ton hier ook nog wat over geschreven:
Wat was er mis geweest met een herkamp?
https://toernooibase.kndb.nl/opvraag/applet.php?taal=&kl=46&Id=408&r=18&jr=7&wed=68210 

(Herkampen zijn destijds afgeschaft omdat organisatoren  na toernooien als NK 2001 en WK 2003 bij FMJD en KNDB erop hebben aangedrongen dat na de laatste ronde van een toernooi een eindstand en een winnaar bekend is.) 
 26-12-2020 GMI Martin Dolfing:
De meeste dammers met uitzondering van Kees Thijssen misschien, weten toch bij aanvang van een toernooi hoe de regels van het toernooi zijn? Als je meedoet aan een toernooi ga je akkoord met die regels. Er hoeft helemaal geen onvrede te zijn in een geval als deze. Dan had Podolski er maar 1 meer moeten winnen, maar dat zat er waarschijnlijk niet in.
 27-12-2020  Kees Pippel:
Hallo Martin. Ik vraag me af: bevat de volgende observatie van Ton een kern van waarheid?
Maar mijn grondigste bezwaar tegen het driepuntensysteem én alles wat daarnaar riekt (zoals de thans gehanteerde regel dat ingeval van gelijke aankomst het grootste aantal winstpartijen de doorslag geeft), is wel dat een dergelijke bepaling – het moet, na de rampen die Baljakin (op de slotdag van het NK 2007) en Podolski getroffen hebben, maar eens gezegd worden – haast per definitie in het voordeel van de zwakste spelers werkt.
Of leidt, gemiddeld, het beste resultaat in volgorde van aankomst tot een sympathiekere volgorde? Of zijn de voorbeelden die Ton noemt uitzonderingen?
 27-12-2020 GMI Martin Dolfing:
Hallo Kees, Ik hou mij er verre van. Ik heb hier geen kaas van gegeten:-)