Sorteer commentaar op invoerdatum, nieuwste eerst
 26-07-2020  Hanco Elenbaas:
PDN     Diagram 1
variant Klaas Stolp/Gerrit Beets
1. ... 17-21 2. 31-27 19-23 3. 28x19 14x23 4. 39-33 10-14 5. 33-28 05-10 6. 28x19 14x23 7. 44-39 21-26 8. 39-33 11-17 9. 33-28 09-14 10. 28x19 14x23 11. 50-44 17-21 12. 44-39 07-11 13. 39-33 04-09 14. 33-28 09-14 15. 28x19 14x23 16. 38-33 10-14 17. 43-39 14-19 18. 49-43 20-24 19. 42-38 01-07 20. 47-42 11-17 21. 36-31 07-11 22. 41-36
Ton Sijbrands, 18 mei 1996, 0:00

Scholma succesvol met Stolp-variant

Klaas Stolp (1884-1954) is vooral bekend geworden door wat ik vorige week een 'enigszins obscure vertakking van de Hollandse Opening' noemde. Daarbij doelde ik uiteraard op de symmetrische spelgang 1.33-28 18-23 2.39-33 12-18 3.44-39 7-12 4.50-44 1-7 5.31-27 20-24 6.34-30 17-21 7.37-31 14-20, waarin de Beemster dammer de even boeiende als dubieuze zet 8.28-22?!! introduceerde. Deze Stolp-variant, die sinds 1949 niet meer in de wedstrijdpraktijk was voorgekomen, is door de competitiepartij Scholma - Kuystermans (zie de Volkskrant van 23 maart 1996) weer (even?) in de belangstelling komen te staan.  

Maar Stolp heeft, zo beweerde ik een week geleden, óók aan de wieg gestaan van een geheel ander speltype, te weten het half-open klassiek. Dat blijkt onomstotelijk uit de fraaie competitiepartij die hij in 1926 tegen de zesvoudige Nederlandse kampioen J.H. Vos speelde. En het blijkt eveneens uit het herdenkingsartikel dat wijlen Gerrit Beets in Het Damspel van juni-augustus 1960 aan Stolp wijdde.

Aan het begin van dat artikel legt Beets namelijk uit hoe zijn vroegere clubgenoot met wit de 1.33-28 17-21 2.31-27 19-23 3.28x19 14x23 opening placht te behandelen. En uit de spelgang die Beets daarbij geeft, blijkt zonneklaar dat Stolp - precies zoals in hedendaags half-open klassiek gebruikelijk is! - bereid was de ontwikkeling van zijn linker vleugel op te offeren aan aanvals- dan wel omsingelingskansen aan de andere kant van het bord.

Ziehier de bedoelde spelgang (waarvan mij overigens nìet duidelijk is of hij daadwerkelijk in één of meerdere partijen van Stolp is voorgekomen; het zou ook slechts om een soort studie kunnen gaan), hier en daar aangevuld met Beets' commentaar:

1.33-28 17-21 2.31-27 19-23 3.28x19 14x23 4.39-33 10-14 5.33-28 5-10 6.28x19 14x23 7.44-39 21-26 8.39-33 11-17 9.33-28 9-14 10.28x19 14x23 11.50-44 17-21 12.44-39 7-11 13.39-33 4-9 14.33-28 9-14 15.28x19 14x23

GB: 'Tot viermaal toe heeft zwart aan wit het centrum betwist en de lange vleugel belet zich te ontwikkelen.'

16.38-33 10-14

GB: 'Natuurlijk is voor zwart ander spel mogelijk, doch we geven alleen het door Stolp voorgestane.'

17.43-39 14-19 18.49-43 20-24 19.42-38 1-7 20.47-42 11-17

Zie diagram 1

In de fase tussen de 16e en 18e zet is er van alles misgegaan voor zwart, zoveel zelfs dat wit in de eerste diagramstand over een geforceerde winst beschikt! Kijkt u maar: 21.34-29! 23x34 22.40x20 15x24 23.39-34! 19-23* 24.33-28! (met dank aan het stuk op 17, waardoor zwart niet 24...13-19?? mag spelen; maar het is goed te bedenken dat, wanneer bij voorbeeld 3 op 9 had gestaan en 17 nog op 11, de omsingelingsmanoeuvre 33-29x29! (of eerst nog 24.34-30 13-19 25.45-40 en daarna pas 26.40-34 en 27.33-29! enz.) wit eveneens prachtig spel zou hebben gegeven) 24-29 25.28x19 29x40 26.45x34 13x24 27.38-33 3-9 (27...18-23 28.32-28! 23x32 29.27x38 +) 28.43-39! 8-13 (nog de beste: behalve 28...9-14 faalde ook 28...18-23 op 29.37-31!! enz.) 29.34-30! 26-31 30.30x8 31x22 31.8-3 22-27 (het inventieve 31...18-23 32.3x28 22-27 33.28x11 27x47 is helemaal kansloos na 34.11-17 en 35.17x26 +) 32.3x20 27x47 33.20-15 47x29 34.15x11 6x17 35.35-30 en wit breekt winnend door naar dam. De methode waarvoor Stolp kiest, is - ofschoon minder nauwkeurig - wèl hoogst opmerkelijk:

21.36-31?!!

Profiteert van het feit dat zwart 21...17-22? niet kan doorzetten wegens 22.34-29! en 24.39-34 enz. met materiaalwinst.

21...7-11 22.41-36

En nu laat ik Beets weer aan het woord: 'Zwart heeft niet alleen alle kansen op voordeel verspeeld, maar is tevens in een zeer gevaarlijke stelling geraakt. Hij heeft nog slechts één speelbare zet, namelijk 22...15-20. (...) Na 22...15-20 volgt echter 23.34-29 23x34 24.39x30. Zwarts stelling is dan hopeloos.'
Dit laatste is een beet(s)je overdreven, omdat zwart nog 24...2-7(!) en vervolgens 25...17-22 kan doen: op 30-25 beschikt hij dan steeds over de 4x4 ruil 19-23, 24-30 en 23-28 enz. Desondanks erken ik van harte dat de zwarte stand er hoogst verdacht uitziet en dat wit belangrijk voordeel moet kunnen verkrijgen.
Toch zijn er in de damliteratuur vrijwel geen partijen te vinden waarin bovenstaande strategie wit kansrijk of zelfs maar bevredigend spel oplevert. En dat is ook niet verwonderlijk. Want in plaats van zijn stelling dodelijk te verzwakken met 16...10-14?!, 17...14-19? en 18...20-24?, kan zwart veel beter 16...13-19! (17.43-39) en 17...8-13! spelen. Van de door wit geplande aanval tegen de vijandelijke linker vleugel zal dan doorgaans niets terecht komen, zodat de conclusie luidt dat het plan om tot viermaal toe 33-28 te spelen, domweg te hoog gegrepen is.
En daarmee zijn we weer terug bij 1996. Want in het jongste toernooi om de nationale titel deed - alweer! - Auke Scholma in zijn partij tegen Paul Oudshoorn een interessante poging om ook deze 'Stolp-variant' op z'n minst gedeeltelijk te rehabiliteren. En hoewel het NK 1996 voor de kampioen van vorig jaar niet echt naar wens verliep (er stonden niet minder dan vier nederlagen tegenover de drie partijen die hij won), zou Scholma in elk geval glansrijk slagen in zijn opzet de 1.31-27 opening nieuw leven in te blazen.
Hieronder deze spannende, en voor de stand van de openingstheorie zo buitengewoon belangrijke partij.

Scholma - Oudshoorn
(NK 1996)


1.31-27 19-23 2.33-28 17-21 3.28x19 14x23 4.39-33 10-14 5.44-39 5-10 6.33-28 21-26 7.28x19 14x23 8.38-33 9-14

Ongetwijfeld gespeeld met de bedoeling 9.34-30 met 9...20-25(!) te beantwoorden; na 10.50-44 25x34 11.39x30 kan zwart dan met 11...13-19! en 12...8-13 zijn linker vleugel versterken. Vandaar dat Scholma besluit om - tot op zekere hoogte althans - het spoor van Stolp te volgen:

9.50-44 4-9 10.43-38(!) 11-17 11.33-28 6-11 12.28x19 14x23 13.38-33(!)

Maar anders dan Stolp speelt Scholma het zodanig dat zwart géén gelegenheid krijgt schijf 8 naar veld 19 over te hevelen.

13...1-6 14.42-38 10-14 15.47-42 14-19 16.49-43

Zonder schijf op 44 zou nu althans de witte stand identiek zijn aan die in het eerste diagram!

16...9-14 17.34-29(!) 23x34 18.39x30(!)

De stelling na 16 zetten had zich nog voorgedaan tijdens het eerste Ndiaye Diouf Herdenkingstoernooi (Dakar 1991), maar met het ruiltje naar 30 verlaat Scholma definitief de bekende paden. Het experiment zal tot een ongekend succes uitgroeien.

18...17-21 19.30-25 18-23 20.44-39 20-24 21.40-34 13-18 22.34-30 8-13 23.39-34 11-17 24.33-29! 24x33 25.38x29

De omsingeling van het zwarte centrum heeft een aanvang genomen.

25...2-8 26.45-40! 7-11 27.43-39!

Zie diagram 2

Doordat zwart - logisch uitvloeisel van het verloop van de openingsfase! - de formatie 3/9/14 mist, staat hij machteloos tegen de dreigende infiltratie op veld 24.

27...17-22 28.30-24 19x30 29.35x24 22x31 30.36x27 3-9 31.40-35! 14-19 32.35-30! 9-14 33.39-33 12-17 34.42-38!! 17-22 35.25-20! 22x42 36.20x9 13x4 37.24x2 42-47 38.33-28! 47x35 39.28x19 35x13 40.2x24

Tot zover heeft Scholma het prachtig gespeeld; met zijn dam-voor-twee-stukken staat hij onmiskenbaar gewonnen. In hevige wederzijdse tijdnood gaat er echter van beide kanten het één en ander mis, maar uiteindelijk zullen de punten toch terecht komen bij de speler die er het meest recht op heeft.

40...21-27 41.32x21 16x27 42.41-37 11-17 43.24-47 18-23 44.48-42 15-20 45.42-38 20-24 46.38-33 23-29 47.34x23 24-30 48.33-28 30-35 49.47-29 4-10 50.23-19 10-15 51.19-14 27-31 52.29-47 31x42 53.47x29 26-31 54.14-9

Zwart geeft het op.